Verslag 2015 van het Brussels Observatorium voor Preventie en Veiligheid
persbericht
24 september 2015
De Minister-President is tevreden over de publicatie van het allereerste verslag van het Brussels Observatorium voor Preventie en Veiligheid (BOPV).
Het verslag is opgebouwd rond een globale benadering die dieper ingaat op de contextuele gegevens. Die gegevens zijn van essentieel belang om de bestudeerde onderwerpen te kunnen begrijpen en te interpreteren. Zowel achter de maatschappelijke, ruimtelijke als politieke morfologie van het Brussels Gewest gaat een bepaalde realiteit schuil die we eerst onder de loep moeten nemen, voordat we ze kunnen kruisen met de resultaten van andere studies en analyses. Specifiek voor ons Gewest is alvast het belang van de bevolkingsgroei, versterkt door een internationale migratie en een toename van het toerisme en van de pendelaars die uit andere gewesten in Brussel komen werken.
Uit het verslag blijkt dat volgens de beschikbare studies en peilingen het subjectieve onveiligheidsgevoel bij de burgers sinds 2000 sterk is afgenomen, ook al is het in Brussel nog steeds groter dan in de rest van het land. De analyse toont eveneens de complementariteit aan van de federale en lokale omschrijving die voortvloeit uit de organisatie van onze politiediensten op twee niveaus. Daarenboven biedt ze een nuttige stand van zaken op basis waarvan het Gewest zich kan positioneren voor de uitvoering van zijn nieuwe opdrachten, en dan meer bepaald voor het gewestelijk veiligheidsplan.
De opdeling in categorieën, die we tevens in verband moeten brengen met de maatschappelijke realiteit achter de door de politie gehanteerde benamingen, bemoeilijkt het inzicht in de verschillende fenomenen. Toch kunnen we 60 % van de 170.000 strafbare feiten (op de ruim 1.000.000 voor heel België) die in 2013 zijn geregistreerd, onderbrengen in de drie grootste categorieën: diefstal en afpersing, beschadiging van eigendom en misdrijven tegen de lichamelijke integriteit. Op het vlak van verkeersveiligheid stellen we vast dat het aantal ongevallen en slachtoffers laag ligt in verhouding tot de andere gewesten van het land, met 4.762 ongevallen met lichamelijk letsel, d.i. 8 % van het cijfer voor heel België. De lagere snelheid in de stad zorgt ervoor dat er minder ernstige ongevallen plaatsvinden. Voetgangers en bestuurders van tweewielers blijven evenwel de meest kwetsbare weggebruikers en nemen een steeds grotere plaats in binnen de ongevallenstatistieken.
Het verslag bevat verder ook vier thematische analyses. Eerst en vooral zijn er de bevindingen in verband met de veiligheid op het openbaar vervoer. De toename van het aantal strafbare feiten geregistreerd door de politiediensten verhult dat de statistische probabiliteit om daarvan het slachtoffer te worden afneemt, gezien het stijgend aantal personen dat gebruik maakt van het openbaar vervoer. Een volgend onderdeel belicht de gemeentelijke administratieve sancties. Daaruit blijkt dat er in 2013 zo’n 60.000 processen-verbaal voor vaststellingen zijn opgemaakt. 77 % daarvan is uitgeschreven voor parkeerovertredingen. Er zijn echter grote verschillen tussen de gemeenten. In de analyse van de jeugdcriminaliteit maakt men een onderscheid tussen de minderjarige delinquenten (12-17 jaar oud) en de meerderjarige delinquenten (18-25 jaar oud). Deze categorie jongeren vertegenwoordigt 28 % van alle zaken in Brussel. Uit het aantal zaken per jongere blijkt dat 3,5 % van de jongeren vermeld wordt in 25 % van de zaken. Wanneer we kijken naar de leeftijd waarop de jongeren opgenomen worden in de meldingsstatistieken, stellen we vast dat de 17-19-jarigen en de 23-25-jarigen het sterkst vertegenwoordigd zijn qua aantal zaken. Verder wordt een sterk statistisch verband vastgesteld tussen de aanmelding van jongeren bij het parket en het werkloosheidscijfer. De omvangrijke studie over prostitutie tot slot beveelt voornamelijk aan om tussen de gemeentelijke overheden een gezamenlijke beleidsvisie uit te werken en overleg te plegen over de maatregelen die op lokaal niveau worden genomen.
“Als Minister-President is het mijn ambitie het Gewest uit te rusten met de relevante en doeltreffende instrumenten die het nodig heeft om de lokale initiatieven te versterken. Daarbij streef ik uiteraard naar een betere verspreiding van de goede praktijken, maar ook en vooral naar een sterkere multidisciplinaire beleidsaanpak”, aldus Rudi Vervoort.
Het verslag 2015, met een overzicht van de belangrijkste studies en analyses die in 2013 en 2014 zijn uitgevoerd, vormt « een eerste momentopname » van de preventie en de veiligheid in ons Gewest. Als aanvulling op andere rapporten en analyses zal het een belangrijk diagnostisch instrument zijn voor het toekomstige gewestelijk preventie- en veiligheidsplan.
Het volledige verslag kan geraadpleegd worden op volgend webadres.
_____