Verklaring van Minister-president Rudi Vervoort - persconferentie over klimaat van 2 juni 2016
persbericht
3 juni 2016
Dames en Heren,
De wil om het Gewest op het pad van de duurzame ontwikkeling te brengen, is een constante van mijn Regering en staat duidelijk ingeschreven in de Gewestelijke Beleidsverklaring.
Wij hebben duidelijk ons engagement voor het leefmilieu bevestigd op de internationale scène tijdens de COP21, de wereldmilieutop die eind 2015 plaatsvond in Parijs en die heeft geleid tot een ambitieus internationaal akkoord.
Ik weersta ook niet aan de verleiding om u te herinneren aan het feit dat het onder Brussels Voorzitterschap was dat de Nationale Klimaatcommissie tot een akkoord kwam over de intra-Belgische verdeling van de energiedoelstellingen en de vooropgestelde vermindering van de uitstoot van broeikasgassen zoals die op Europees niveau zijn vastgesteld.
Het Lucht-Klimaat-Energieplan dat vandaag door mijn Regering is goedgekeurd en dat het resultaat is van lange inspanningen, is naast alle maatregelen die wij ter zake al hebben getroffen de weg die wij vrijmaken naar de verwezenlijking van onze doelstellingen, zowel voor onze medeburgers als op internationaal vlak.
Het houdt een geïntegreerde visie in die is opgebouwd rond 10 grote pijlers met 64 maatregelen, uitgesplitst in 144 acties. De Regering beschikt hiermee over een structurerend instrument voor heel het toekomstig beleid verbonden aan de territoriale ontwikkeling van het Gewest.
Deze visie vertrekt uiteraard van de drie basisbegrippen van de duurzame ontwikkeling – het economisch aspect, het leefmilieu en het sociaal element– en daarom stelt het Plan, naast de aspecten die verband houden met « gebouwen » of « hernieuwbare energiebronnen », ook pijlers voorop met betrekking tot de kringloopeconomie en de sociale dimensie van ons Gewest.
Vóór ik het woord geef aan mijn Collega‘s van de Regering wil ik even kort ingaan op de specifieke problematiek van de luchtkwaliteit, en dan specifiek in Brussel, die recent sterk in de aandacht stond.
De afbakening van een lage-emissiezone is uiteraard een pijler van het beleid dat ons op weg zet naar een aanzienlijke verbetering van de toestand en komt tegemoet aan de verwijten die de Europese Unie onlangs maakte aan het adres van het Gewest.
Het is een sterke beleidsdaad die ons in het spoor brengt van steden als Londen, Berlijn en recent ook Parijs.
Mijn Regering heeft vanmorgen een lage-emissiezone goedgekeurd voor het gewestelijk grondgebied, waar ernaar gestreefd om de meest vervuilende voertuigen uit het verkeer te bannen. Wij voorzien een geleidelijk verbod op basis van de Euronormen dat verschilt in functie van de brandstof en dus strenger is voor diesel.
Deze beslissing sluit aan bij het voluntaristisch mobiliteitsbeleid dat de Regering deze legislatuur ten uitvoer brengt met het oog op een vlottere mobiliteit binnen Brussel :
Enerzijds de 10.000 nieuwe parkeerplaatsen waartoe wij hebben beslist om het pendelaarsverkeer te verminderen, waarvan 8.500 voor overstapparkings van grootstedelijk belang, met onder meer ook de aanleg van een grote parking op de site van Parking C (3.000 plaatsen), hetzij aan een intensief knooppunt van het wegennet en van het metronet.
Anderzijds de promotie van een andere mobiliteit dan de auto, zoals
- de omslag van 5,2 miljard euro voor onze projecten inzake openbaar vervoer tot in het jaar 2025 ;
- het 80 km lange fietspadennet dat moet worden vastgelegd (voor een kost van 60 miljoen euro), bovenop de reeds goed ontwikkelde bestaande toestand ;
- de voortzetting van het beleid voor de hernieuwing van het voertuigenbestand van de MIVB, via de aankoop van schone bussen (hybride- of volledig elektrische voertuigen).
We mogen rustig stellen dat geen enkele vorige Regering zich zo sterk geëngageerd heeft getoond, zo vastbesloten om alternatieven voor het autoverkeer te promoten, en dat moet alle Brusselaars ten goede komen. Toch mag het Plan ook niet worden teruggebracht tot enkel deze maatregelen. Ze zijn uiteraard essentieel en expliciet, maar het zijn in de eerste plaats bouwstenen van de globale logica die aan de grondslag ligt van de toekomstige en duurzame ontwikkeling van ons Gewest.
Ik geef nu het woord aan mijn Collega Céline Frémault
_____